Ik was wat met m’n moeder aan het kletsen over de middelbare school van toen en nu. Hoe anders de scholen zijn dan twintig jaar geleden. Door puber mag ik meedoen aan ouderavonden, introducties en presentaties voor ouders. Best leuk, maar confronterend tegelijk. Voordat puber hier woonde was ik mij niet zo bewust van m’n leeftijd, door haar denk ik regelmatig aan mijn schooltijd en het feit dat het echt lang geleden is en nooit meer terug komt. Ik ben daar niet goed in. Geconfronteerd worden bedoel ik. Ik kan niet omgaan met het eindige en wil daar niet te lang bij stil staan. Forever young zeg maar.
Anyway. Ik was laatst met Ro bij de startdag van het voortgezet onderwijs. Gatsie. Flashbacks all over. Gangen, lokalen, kantine, plein! Maar tijdens de voorlichting was er een algemeen gevoel van herkenning bij het bespreken van ‘onze’ pubers. Er blijken er meer lastig te zijn en menig ouder vroeg zich af of de discipline voldoende zou zijn volgend jaar. Er begint zich dan gaandeweg iets op te bouwen in m’n hoofd. Ik luister en knik, luister en lach. Luister nog meer en herken. En dan ineens hoor ik mezelf praten! Hardop! Ik schrik daar altijd van. Altijd? Ja, ik doe dit vaker. Ik verbaas mezelf altijd. Ik heb nooit commentaar op de spreker maar vul aan. Begrijp zo goed wat er gezegd wordt.
“We weten allemaal vanuit onze eigen puberjaren dat de komende jaren cruciaal zijn en ons een jong volwassene maken. Dat we er jong en onbezonnen aan begonnen, maar er ‘groter’ uit kwamen. Stages, beroepsinteresse, allemaal positieve factoren om die jaren gevormd te worden. Daarnaast ga je van 16 naar 19 jaar, en dat is nogal een verschilletje. We zullen verrast worden door onze eigen kinderen de komende jaren, let maar op!” En stil, rood hoofd, bonzend hart.
Het hoeft niet hoor Kaatje. Je mag je ook gewoon stil houden. Maar dat is bijna onmogelijk. Er gebeurd gewoon iets met me als ik luister en geïnteresseerd ben. Ik krijg nog last van plaatsvervangende schaamte als ik aan mezelf denk bij m’n nieuwe baan in Emmen. Nog geen drie weken aan de bak en tijdens een evaluatie gaf ik weer geheel onverwachts een motivatiespeech over hoe te handelen om de cijfers op te krikken.
“Maar het is toch vrij eenvoudig. Als we nu allemaal het gevoel hebben dat het beter kan en we weten hoe, dan worden we toch betaald om met z’n allen de schouders eronder te zetten? Daar worden we toch allemaal beter van aan het einde van de rit. Het geeft sowieso meer werkplezier, allemaal hetzelfde doel voor ogen is goed voor het teamgevoel.” En stil, rood hoofd, bonzend hart.
Bij deze speech volgde een applaus, en het schaamrood is er nu nog omdat ik toen pas zag dat de directeur stond mee te klappen. M’n moeder lacht alleen maar na deze verhalen. Ze herkent mij in de verhalen en daarbij een stukje van haarzelf.
“Je kan dus altijd nog motivational speaker worden!”
En ineens weet je het!
(En dat op de dag dat puber haar beroepskeuze ging vastleggen)